25 mei Toegang tot bestuursrechter verruimd
Belanghebbenden bij een bestemmingsplan, omgevingsvergunning of natuurvergunning hoeven niet eerst een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbesluit om ontvankelijk te zijn in beroep. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021.
De uitspraak van de raad van state is het rechtstreeks gevolg van een arrest van het Hof van Justitie in Luxemburg van 14 januari 2021. In dat arrest bepaalde het Europese Hof dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in strijd is met het Verdrag van Aarhus. Als gevolg van dit arrest is een wijziging van artikel 6:13 Awb onvermijdelijk.
Het Europese Hof heeft bepaald dat “leden van het publiek” toegang tot de rechter moeten kunnen krijgen als zij eerder gebruik hebben gemaakt van inspraakrechten over milieuaangelegenheden. Artikel 6:13 Awb is daarmee in strijd. In dit artikel is (kort gezegd) vastgelegd dat alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen. Als gevolg van het arrest van het Europese Hof en de uitspraak van de Raad van State kan artikel 6:13 Awb naar de prullenbak.
Deze nieuwe jurisprudentie heeft ook gevolgen voor de onderdelentrechter die tot voor kort door de bestuursrechter werd gehanteerd. Ook die wordt voorlopig -in afwachting van de wetswijziging- niet meer toegepast. Dit betekent dat belanghebbenden ook beroepsgronden kunnen aanvoeren, die zij niet in hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Ook een niet belanghebbende die eerder een zienswijze heeft ingediend kan in beroep bij de bestuursrechter.
De raad van state heeft bepaald dat “alle omgevingsrechtelijke zaken waarin de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is” vallen onder het nieuwe “ruimhartige” regime. Daaronder vallen onder meer besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wet natuurbescherming. Naar mag worden aangenomen valt ook de Omgevingswet nadat deze inwerking is getreden onder het nieuwe regime.
Als gevolg van deze nieuwe lijn krijgen meer mensen toegang tot de bestuursrechter. Daarbij is wel van belang dat niet-belanghebbenden vaak het relativiteitsvereiste tegengeworpen zullen krijgen. Op grond hiervan kan iemand geen succesvol beroep doen op een rechtsregel die niet zijn of haar belangen beschermd. Een niet belanghebbende die aanvoert dat een nieuw te bouwen woning onvoldoende daglicht ontvangt, zal dus geen gehoor vinden bij de bestuursrechter. Hetzelfde geldt voor een niet belanghebbende uit Maastricht die zich erop beroept dat bij de realisatie van een bouwplan in Den Haag niet wordt voldaan aan de parkeernorm. Het zijn slechts enkele voorbeelden.
Een andere beperking is dat niet belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend geen beroep kunnen instellen. Een niet belanghebbende kan dus alleen in beroep als hij of zij eerst een zienswijze heeft ingediend.
Gemeentebesturen en ontwikkelaars moeten er rekening mee houden dat het uitblijven van zienswijzen niet uitsluit dat beroep wordt ingesteld. Zelfs als wel een of meerdere (al dan niet beperkte) zienswijzen zijn ingediend laat dat onverlet dat in beroep nieuwe beroepsgronden naar voren kunnen worden gebracht. Voorheen boden zienswijzen gemeentebesturen de kans om geconstateerde gebreken te herstellen bij de vaststelling van het definitieve besluit. Als gevolg van de nieuwe lijn zullen gemeenten en ontwikkelaars (nog meer dan voorheen) zelfstandig moeten bewaken dat het definitieve besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
Na de stikstof problematiek plaatst deze ontwikkeling gemeentebesturen voor een nieuwe uitdaging bij de aanpak van de woningnood. En de wetgever mag aan de bak met een wetswijziging. Bovendien zal als gevolg van de nieuwe lijn de werkdruk bij de (toch al zwaar belaste) bestuursrechters waarschijnlijk alleen maar toenemen. Het risico daarbij is dat procedures (nog) langer zullen duren. Het zou mooi zijn als een integrale oplossing kan worden gevonden. Het uitbreiden van het aantal gevallen waarin na het verstrijken van de beroepstermijn geen nieuwe gronden kunnen worden aangevoerd kan wellicht een bijdrage leveren aan het indammen van de stroom processtukken. Daarnaast kan een uitbreiding van de personele bezetting bij de rechterlijke macht en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wellicht bijdragen aan het verlichten van de werkdruk. Maar er zal meer moeten gebeuren. Kortom, het bestuursrecht en zeker het omgevingsrecht, blijft in beweging.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Martijn Fleers, tel. 070 358 89 90